Mijn opa begon het door hem alweer lang geleden geschreven boek, ‘De nacht van het kapitaal’, met een interview met zichzelf, voor Enrico Galiano is het een sluitstuk. Voor een ontspannen avond op de bank zou ik je Galiano’s boek aanraden, de zoektocht van mijn opa door het oerwoud van de economie is nogal een boekwerk, daarvan las ik enkel de eerste bladzijden.
‘De bijzondere woorden van Gioia’ neemt je mee in het leven van de zeventienjarige Gioia, een sociaal buitenbeentje met alcoholistische ouders die zich vooral bekommeren om drank en hun geldproblemen, niet om haar. Weinig redenen om te lachen, wat haar op school de bijnaam ‘neverajoy’ heeft opgeleverd. Genoeg redenen om te willen ontsnappen. In een fantasiewereld met haar niet bestaande beste vriendin, en in andere talen, Gioia verzamelt niet te vertalen woorden. Een mooi gevonden hobby en prachtige woorden als het Finse ‘sisu’, waarmee je in één keer een omschrijving hebt voor het buitengewone doorzettingsvermogen dat nodig is om langdurige en ingewikkelde klussen te klaren. Voor lezers met Peppa big kijkende peuters, in het Ijslands is er kennelijk een woord voor het springen in modderplassen, hoppípolla, erg handig.
Terug naar Gioia. Op een avond ontmoet ze Lo, een jongen die graag ’s avonds laat komt darten in een verlaten café, loopt het gesprek als vanzelf, waarop verkering snelt volgt, Gioia’s wereld staat op zijn kop. Ook Lo heeft een bijzondere hobby, hij verzamelt steentjes van plekken die een grote rol in zijn leven spelen.
‘Stenen zijn de enige dingen die er ja, oké, verbrokkeld en verspreid in duizenden stukjes, maar die er sinds die tijd al zijn. En als ik er een oppakte vond ik het altijd geweldig te bedenken dat dat ding al vijf miljard jaar rondzwerft.’
‘En dus… verzamel jij de mooiste?’
‘Nee, Dinges. Ik verzamel stenen van de belangrijkste plekken waar ik ben geweest,’ zegt Lo, en hij doet het potje open en gooit het tussen hen in leeg. ‘Ze helpen me om me dingen te herinneren, soms ook om me te herinneren wie ik ben. Waar ik vandaan kom, zeg maar. Ken je Kleinduimpje nog?’
‘Die uit het sprookje?’
‘Ja die. Nou, laten we zeggen dat ze me helpen altijd de weg terug te vinden,’ zegt hij en hij begint te lachen
Wel jammer dat Lo alleen ’s avonds laat wil afspreken, en niet met haar gezien wil worden, en op een dag spoorloos verdwijnt.
Vanaf dat moment, ergens halverwege het boek, kun je het maar beter gewoon uitlezen, de vele vragen opgelost zien worden. Is Lo wel wie hij is, bestaat hij wel, wie zijn zijn ouders, waarom schuwde hij de dag? Samen met Gioia wil je niets liever dan erachter komen. Een boek om in huis te hebben en te herlezen.